![]() |
De Pannehoef De oorspronkelijk boerderij stamde uit 1683, welk jaartal was aangebracht in de voorgevel met jaarankers. Vroeger was ze omgeven door een gracht, wat nog steeds te zien is in het landschap. ![]() De Pannehoef is in 1995 gesloopt en vervangen door een modern boerenbedrijf. Op dit moment wordt druk gewerkt aan een moderne Rundveehouderij die aan de eisen van deze tijd voldoen. In het voorseizoen worden er ook asperges geteeld en verkocht. U bent dan van harte welkom. DE GESCHIEDENIS VAN DE PANNEHOEF De geschiedenis van de Pannehoef begint met het landgoed "Herselle". ln het oudste leenregister van de hertogen van Brabant, dat in 1312 werd aangelegd door de toenmalige griffier van hertog Jan III en waarin deze aantekening hield van de lenen die door zijn heer werden uitgegeven. Hierin vindt men namelijk het volgende: "Jordaan, zoon van Jan van Hersel uit Oirschot, zekere goederen gelegen bij Straten met 12 bunders grond en één tiende, 2 manschappen en 23 laten (horigen). Welke goederen dezelfde Jordaan verkreeg van Jan van Neynsel uit 's Hertogenbosch. Omstreeks 1300 kocht of erfde Jordaan van Hersel het leengoed. Tussen 1312 en 1340 is het landgoed door vererving over gegaan op zijn zoon Philips en na diens dood aan zijn zoon Jacob Philipszoon. Van deze Jacob is bekend dat hij in 1376 nog bezitter was van het leengoed. Diens zoon Willem maakte in 1440 een denombrement (opsomming, telling) met de volgende tekst: "Ik, Willem van Heerzele, houd in leen van mijn genadige heer de Hertog van Brabant, een hoeve, genaamd de hoeve te Heerzele in het dorp Oirschot gelegen, in de buurtschap genaamd Notel, met woonhuis en schuur, groot tezamen 8 bunders of daaromtrent. Vervolgens 9 bunders heide- en weidegrond of daaromtrent, genaamd 't Rot. Deze goederen zijn belast met twee achterlenen en met een erfrente aan Thomas van Audenhove." Deze erfrente bestond uit 3 mud rogge per jaar aan Thomas van Audenhove. Het leengoed komt vervolgens door vererving in handen van Jacob van Heersel (zoon van Willem) en daarna aan zijn broer Lodewijck. In de loop der jaren komt het leengoed vervolgens in handen van: Zoon Willem van Heerzele. Zijn 2 dochters Maria Johanna en Lijsbeth. De zoon van Maria, Philip Comelis Thomaes. PhÍlip stierf zeer jong en was ongehuwd. Zijn bezit werd verdeeld onder zijn nicht Anna Robbrechts de Lempri van Heersel (dochter van Lijsbeth) en zijn neven Merten Thomaes en Jan van Beke. Hendrik Mertenszoon Thomaess zoon van Merten Thomaes, Vervolgens diens zoon Aert Hendricxsen Mertenszoon Buckingh. Na zijn dood wordt zijn deel in leen verheven door Hendrik van Zevender, schout van Roosendaal, mede voor zijn broer Philips van Zevender. Tot 1681 blijft het leengoed binnen deze familie. Omdat deze Adriaan van Zevender nogal wat problemen had in de financiële sfeer werd het leengoed Herselle in 1681 in het openbaar te koop aangeboden. Het wordt gekocht door Mr. Petrus van Andel, kanunnik te Oirschot, griffier van het kwartier Kempenland en secretaris der vrijheid Oirschot. Toen hij op 25januari 1700, werd Adriana van Andel de erfgename van dit leengoed. Na verschillende overervingen komt het uiteindelijk in handen van Adriaan Brouwers. ![]() Na de dood van Gijsbert in 1791valt zijn deel van de Pannenhoeve toe aan zijn neven en nichten. Peter wordt begraven in 1796. Pas in 1800 vond de verdeling van de nalatenschap plaats en die bestond uit 13 parten. Maar voordat de verdeling plaatsvond, had één van de erfgenamen, te weten Jan Claasse Vogels, reeds enkele mede-erfgenamen benaderd en hun deel van de erfenis opgekocht. Op 26 april 1800 vond de scheiding van de erfenis plaats en had Jan Claasse Vogels 5/8 deel van de erfenis. Later kocht hij nog meer delen bij, zodat hij uiteindelijk 8/13 deel van het leengoed Herselle bezat, te weten: - het huijs, hof en aangelagh - de Herick acker - Den Acker over het pat - 2/3 deel van de Grooten Acker - de koeijweij in de Rotten - de Groote of Voorste Mortel -'t Heijvelt in de Rotten - in 't smal Morteltje -'t Hooijvelt in de Rotten Na 1810 wordt de naam Herselle niet meer gebruikt en wordt er alleen nog over de Pannehoef gesproken. In 1832 volgde Martinus PeterVogels zijn vader op. Na diens overlijden erfde zijn dochter Goverdina Vogels de hoeve. Zij was gehuwd met Francis van der Schoot. Uit dit huwelijk stamde Jan Cornelis van de Schoot, die op zijn beurt de hoeve naliet aan Gerardus van de Schoot. Deze verkocht de Pannehoef aan zijn nicht Adriana Maria van de Schoot, die getrouwd is met Petrus Versteden. ![]() |